Net Positive
Slimme biovergister zet lokaal voedselafval om in groene energie voor de ArenA
Het eerste jaar zal de biovergister per dag gemiddeld 350kg voedselafval omzetten in energie en nutriënten. Uiteindelijk moet de Waste Transformer 1800kg per dag lokaal voedselafval verwerken en gaat daarmee jaarlijks 92.000 kWh stroom opwekken. Dat is gelijk aan het jaarlijkse energiegebruik van 33 Nederlandse huishoudens. De UEFA heeft het project in de ArenA en de Waste Transformer omarmd en vindt het een lichtend voorbeeld voor andere stadions wereldwijd die willen verduurzamen.
Het is voor het eerst dat bedrijven op deze schaal samen hun voedselafval verzamelen en duurzaam lokaal hergebruiken. Het voedselafval wordt dagelijks bij de deelnemende bedrijven waaronder de ArenA en ING opgehaald en in de Waste Transformer verwerkt.
Naast de opgewekte elektriciteit, wordt de restwarmte omgezet in koude om het datacenter onder de ArenA te koelen. De Waste Transformer zorgt ervoor dat het vervoer van voedselafval uit Zuidoost aanzienlijk vermindert en er minder CO2 uitstoot is. Voor de waardevolle nutriënten uit het voedselafval wordt onderzocht hoe natuurlijke meststof weer kunstmest kan vervangen.
Bewustzijn creëren om gedrag te veranderen
Er is nog onvoldoende bewustzijn over de negatieve impact van ons voedselafval en de mate waarin het onjuist verwerken hiervan sterk bijdraagt aan klimaatopwarming. Het storten van één kilo voedselafval op een vuilnisbelt produceert meer CO2 dan het storten van 25.000 kleine plastic flesjes.
Waste Transformer Amsterdam Zuidoost
Het project is een initiatief van Zuidoost Circulair, een consortium van lokale bedrijven in Amsterdam Zuidoost dat een duurzame oplossing zochten voor lokale afvalverwerking. Naast The Waste Transformers hebben ook de Johan Cruijff ArenA en gemeente Amsterdam een belangrijke rol gespeeld. De andere betrokken organisaties zijn ING, Amsterdam UMC (locatie AMC), Amsterdam Zuidoost, ABN-AMRO, Pantar, BAM, TNO, HvA, UvA en Roal HaskoningDHV.
Het project wordt tevens ondersteund door de Europese Unie en de Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en is mede gefinancierd in het kader van de respons van de Unie op de COVID-19-pandemie.